Pas na haar veertigste koos Marjolijn Hof definitief voor het schrijven, wat nog eens bijna tien jaar later resulteerde in de veelbekroonde jeugdroman Een kleine kans (gouden griffel en gouden uil, meer kan eigenlijk niet). Hof schrijft boeken die we vroeger ‘de kommer -en kwelreeks’ noemden. De boeken van uitgeverij Lemniscaat waar thema’s als pesten, scheiding en andere ellende in naar voren kwamen. De volwassen Carrie Slee zeg maar en ik was er dol op. Dat de boeken kwalitatief niet verheffend waren, boeide me toen nog niet zo. Inmiddels wel en daarom zijn de boeken van Hof een welkome voortzetting van de probleemboeken. Hof verstaat de kunst om grote problemen klein te maken zonder ze tot drama te verheffen. Een beetje in de lijn van bijvoorbeeld Veronica Hazelhoff die de laatste jaren helaas niet meer zoveel schrijft.
In Moeder Nummer Nul gaat de geadopteerde Fejzo op zoek naar zijn biologische moeder. Die zoektocht is eigenlijk maar een terloops onderdeel van de roman. Het gaat er Hof vooral om dat we de gedachten, wensen en twijfels van Fejzo leren kennen en met hem meedenken en voelen. Daar slaagt ze wonderwel in. Vooral door trefzekere korte zinnen te gebruiken. Bijvoorbeeld op de eerste pagina als Fejzo zichzelf beschrijft: “Mijn moeder zegt dat ik honing-ogen heb. Dat is nogal overdreven. Mijn ogen zijn bruin, maar niet bruin genoeg. Alsof de ogenkleur bijna op was toen ik werd gemaakt.” Even later omschrijft hij zijn zus, ook geadopteerd: “De naam van mijn zus is een ramp. Ze heet An Bing Wa. Zelfs Chinezen vinden dat merkwaardig. An Bing Wa betekent zoiets als Vredige IJsbaby. (…) Als ik haar kwaad wil maken noem ik haar IJsbaby”.
Zonder dat we het doorhebben, zit er enorm veel informatie in deze zinnen en wordt de manier waarop Fejzo in het leven staat, subtiel beschreven. Fejzo is een wat onzekere jongen die het meisje dat hij aardig vindt, er met zijn beste vriend vandoor ziet gaan. Hij baalt er van maar tegelijkertijd moet hij er niet aan denken om te zoenen, dat je het spuug van iemand anders binnenkrijgt.
Hof blinkt uit in het beschrijven van de gedachten van Fejzo. Bijvoorbeeld als hij in de trein zit op weg naar het adoptiebureau en zich realiseert dat zomaar een van de dames tegenover hem zijn moeder zou kunnen zijn. Hof is ook een meester in het schrijven van dialogen; vooral de korte gesprekken tussen Fejzo en Maud zijn pareltjes, door datgene wat er niet gezegd wordt. Datzelfde geldt voor de manier waarop Fejzo met zijn ouders en zijn zusje praat. Het is af en toe moeilijk en pijnlijk maar ook zo ontzettend invoelbaar. Fejzo blijft ondanks zijn stugheid een personage waar je sympathie voor houdt zonder dat Hof een slachtoffer van hem maakt.
Als ik al kritiek op haar boeken heb is dat ze iets te weinig bij haar thema blijft, of anders gezegd: er teveel bijhaalt om de contouren van het verhaal te schetsen. In dit geval een zwerver die het brood van de eenden rooft en op de een of andere manier een functie in het verhaal moet hebben, zonder dat precies duidelijk wordt welke.
Moeder Nummer Nul heeft net als Een kleine Kans een wat sullige omslag maar dat zegt gelukkig helemaal niets over de inhoud.
Moeder nummer nul
Marjolijn Hof