Uitgeverij Volt, vertaling Anneke Bok, 10+
Margaret is doodsbenauwd om de onofficiële wedstrijd menstruatie te verliezen. Ze is 11 jaar en met haar ouders vanuit New York verhuisd naar het platteland. Met een paar nieuwe vriendinnen richt ze een geheime club op is waarbij het de regel is dat ze elkaar alles vertellen. Het gaat vooral over jongens, maar ook over seks, beha’s en vooral de eerste keer ongesteld worden. Over dat symbool van volwassenwording blijken ze niet allemaal eerlijk te communiceren en tot haar opluchting is Margaret niet de laatste die voor het eerst gaat bloeden. Ze viert het samen met haar moeder als een overwinning.
Het is een van de ontwapenende scenes uit Bent u daar, God. Ik ben het Margaret van Judy Blume dat in 1970 verscheen en nu opnieuw is vertaald door Anneke Bok. Het verscheen in 1975 ook al eens in het Nederlands bij uitgeverij Leopold in een vertaling van Lidy Luursema. Directe aanleiding voor deze uitgave is de hoog gewaardeerde verfilming van het boek die sinds vorige week op Netflix is te zien. Het boek is altijd goed blijven verkopen en kwam voor in de Times 100 van beste Young Adults boeken aller tijden.
Judy Blume was een van de eerste auteurs die voor jongeren schreef over controversiële thema’s rond seksualiteit en de dood. Ze schuwde het niet om over masturbatie en anticonceptie te schrijven, wat haar op kritiek van ouders kwam te staan, al waren de zogenaamde ‘bookbans’ destijds gelukkig nog niet uitgevonden. Ze wist een grote groep lezers aan zich te binden, van al haar boeken zijn meer dan 82 miljoen exemplaren verkocht in 32 talen.
Het boek blijkt inhoudelijk nauwelijks verouderd en leest in deze frisse vertaling als een vermakelijke en tijdloze coming of age roman. Het gedoe met vriendinnen en het ontdekken van je lichaam is van alle tijden, ook zonder mobieltjes en Instagram. De gesprekken van Margaret met God vormen de rode draad. Ze zijn als losse gedachtenflarden door het boek verweven. Haar moeder komt uit een christelijk gezin en haar vader is van Joodse origine, maar haar ouders zeggen nadrukkelijk ‘niet aan godsdienst te doen’. Het thema ligt gevoelig in het gezin, wat vooral met de grootouders heeft te maken. Het heeft zelfs tot een breuk met de ouders van de moeder van Margaret geleid. De ongemakkelijke scene waarin zij zichzelf na vele jaren weer eens hebben uitgenodigd, is een van de sterkste van het boek.
Margaret is benieuwd of je een godsdienst kan kiezen en dat wordt versterkt als worden versterkt als ze voor school een werkstuk over religie maakt. Ze bezoekt zowel een kerk als een synagoge en doet daarvan verslag aan God. Ze voelt zijn aanwezigheid niet in de gebouwen, maar alleen als ze ’s avonds alleen is en met hem praat. Het sluit aan bij de opvatting van haar moeder die zegt dat God een mooie gedachte is en van iedereen is. De gesprekjes met God zijn openhartig en hilarisch, vooral als ze hem over (het ontbreken van) haar borsten ( ‘Ik word niet voller God’) en menstruatie (‘De eerste keer alsjeblieft niet op school’) vertelt.
Ze komt er niet echt uit of ze Joods of christelijk is en haar conclusie is uiteindelijk niet heel vrijzinnig. Als ze ooit kinderen krijgt, zal ze hen vertellen tot welke godsdienst ze behoren, zodat ze er al jong over kunnen leren. Want een godsdienst kiezen kan niet zomaar. ‘Het is alsof je je eigen naam moet kiezen’.