close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
8+

Bofbessenthee en pechprut

Thijmen Gijsbertsen Een bofkont in pechstad Kinderboek
Van Holkema & Warendorf
Marja Meijer
Waardering: 7.0

Lang geleden wordt de stad bestuurd door een schatrijke burgemeester die nooit tevreden was. Hij kon er niet tegen dat niet alle inwoners zo welvarend waren en droomde van een stad zonder burgers die hem teleurstellen. Een plaats zonder regenbuien waar de bloemen toch het hele jaar zouden bloeien. Kortom: een stad zonder slechte kanten. Hij bereikt zijn doel met behulp van een hebzuchtige familie die er voor zorgt dat  de stad op een mysterieuze manier in tweëen splits. In Bofstad schijnt voortaan de zon en is iedereen rijk en hebben ze geen weet van de ellende in de gespiegelde Pechstad, waar mensen nauwelijks avanafeten komen.

Een bofkont in Pechstad is geschreven vanuit het perspectief van Joris, de zoon van de nieuwe burgemeester. Vader en zoon hebben geen weet heeft van deze geschiedenis. Ze weten niet beter dan dat iedereen het goed heeft, al is het een beetje gek dat er zoveel huizen leeg staan. Joris komt op het spoor van de parallelle stad als zijn vader in het huwelijk wil treden met de niet al te vriendelijke juffrouw Drakenstein. Hij ontdekt een opening naar de geheime stad en dat is de aanzet tot heel veel verandering.

Thijmen Gijsbertsen publiceerde twee jaar geleden zijn debuut De pompoencaravan  bij  de kleine uitgeverij Eigenzinnig. Een bofkont in Pechstad is zijn eerste boek bij een grotere uitgeverij. De jonge schrijver (30) die bij het Leger des Heils werkt, meldt op zijn website dat hij al vanaf jonge leeftijd verhalen schrijft en er van droomde ooit zelf een schrijver te worden. Dit boek is een stap in die richting en hij moedigt kinderen aan hetzelfde te doen.

Het is een onderhoudend en rond voorleesverhaal over  voorspoed en geluk versus pech en armoede. In dit geval gaat het er letterlijk om aan welke kant van de streep je woont. De mensen in Pechstad zijn jarenlang vergeten, domweg omdat de bofkonten te druk waren met zichzelf. Joris’ vader laat weten dat hij de burgemeester wil zijn van iedereen. Een maatschappelijke laag die  onnadrukkelijke wordt verwerkt.

Het boek voelt aanvankelijk als  het soort fantasieverhaal dat ouders zelf voor hun kinderen verzinnen en waarvan ze denken: misschien moet ik het eens opschrijven. Gijsbertsen doet iets te lollig met naamverbasteringen en woordgrapjes die je in de Donald Duck tegen komt (bofbessenthee, pechprut en de ‘maar-niet-heus-reus’) maar schiet gelukkig niet door in de slapstick.  Het verhaal ontbeert iets aan spanning en verrassing maar heeft een prettige cadans en vertelstijl. Een jonge schrijver om in de gaten te houden dus.