‘Oever’ van Ludwig Volbeda, Querido, 12+
Hoe kan het dat Jip met al dat tekentalent zo ontzettend veel moeite heeft een zelfportret te maken? Door de schoolopdracht trekt Jip de conclusie geen kunstenaar te zijn. ‘Kunstenaars maken al sinds duizenden jaren zelfportretten, maar mij lukt het niet, dus ik ben geen kunstenaar.’ Terwijl Jip overduidelijk bulkt van het talent en een passie voor tekenen heeft. ‘Tekenen is ballet maar dan zonder lichaam’, is een van die veelzeggende zinnen in het boek waarvan de betekenis zich niet meteen prijsgeeft. Tekenen geeft de mogelijkheid te ontsnappen en dat doet Jip maar al te graag. Zelden is een personage zo aan het dagdromen en aan het verdwijnen in gedachten en observatie .
Oever is het prozadebuut van illustrator Ludwig Volbeda, nog maar 33, maar toch al tweevoudig winnaar van het Gouden Penseel. Hij blijkt dus ook te kunnen schrijven, en hoe: hij levert een op zijn minst opvallend eerste boek af dat bulkt van de poëtische zinnetjes om te citeren. Er valt veel te zeggen over Oever maar dat kan niet zonder in te gaan op waar het boek werkelijk over gaat.
Jip is tijdens de meivakantie bezig met het vooral niet maken van dat zelfportret en schrijft ondertussen brieven aan die nieuwe jongen in de klas op wie Jip smoorverliefd is. Jip kan aan weinig anders denken dan dat moedervlekje net boven zijn lip. En dan is er nog Oever, de jongen die Jip al twee jaar niet meer ziet, maar in wie Jip voor het eerst echt een jongen zag. Jip schrijft niet te weten of hij de jongen wil leren kennen of hem wil zijn. Een cruciale opmerking. De lezer is dan al voorbij het kantelpunt in het verhaal waarin duidelijk wordt dat Jip als meisje geboren is. Het bijzondere van Oever is dat nauwelijks wordt ingezoomd op de lichamelijke aspecten. Volbeda neemt de lezer mee in de binnenwereld en maalstroom van gevoelens en gedachten van een queer-jongere die zelf weet hoe het zit, maar dan ben je er nog niet.
Volbeda’s schrijfstijl sluit aan bij zijn manier van tekenen: precies en op de vierkante millimeter nauwkeurig, met toch ruimte voor invulling van de lezer. Het is ingehouden en gedoseerd proza, waarin veel tussen de regels valt te lezen en vrijwel alles een meervoudige betekenis en lading lijkt te hebben, tot en met de titel aan toe.
Oever kent niet echt een gelijke binnen de Nederlandse jeugdliteratuur. Het doet qua thematiek denken aan sommige boeken van de Zweedse schrijver Peter Pohl (We noemen hem Anna en Jan, mijn vriend). Net zo persoonlijk, dicht op de huid en kwetsbaar. Maar minder pijnlijk en somber. Het verhaal van Jip is allesbehalve uitzichtloos. Het is een zoektocht met een zeker optimisme die uitmondt in het getekende zelfportret dat de adem doet stokken.
Luister ook naar het gesprek met Ludwig Volbeda over dit boek in De Grote Vriendelijke Podcast