‘De auteur van dit boek eet geen vissen’, staat er voor in het boek. Het blijft vaag waar die opmerking toe dient. In zijn vorige jeugdboek, waarin een gevaarlijke hond een hoofdrol speelt, (Zwarth, recensie hier) vermeldt Henk van Straten niets over een mogelijk vegetarisme.
Henk van Straten schreef met Alle vissen vonden olifant een verhalenbundel over het leven in de zee. Verhalen met een vaak wat tragische ondertoon. De kwal is superverlegen, het zeepaardje voelt zich verloren in de enorme zee en de zeebra verkeert in een identiteitscrisis: is hij een zeeslang of een zebra? Er leven dieren in de zee die smachten naar het land en er verschijnen ineens dieren die er niet thuis horen. Een kikker bijvoorbeeld en op een bijzondere dag drijft er zowaar een olifant in de zee. Grote consternatie op de zeebodem natuurlijk. Wat doet die olifant in de zee. De vissen vragen of ze hem naar huis zullen brengen. De olifant weet niet waar hij het liefste wil zijn: ‘en als ik dan thuis ben’, vraagt hij zwaarmoedig, ‘ wat dan? Is dan soms alles goed?’.
Er wordt wat afgetobd in de grote zee. Haai Boris weet dat hij eigenlijk andere dieren op moet eten maar dat voelt zo gek en het maakt hem gevaarlijk. Hij peinst er niet over de zeeleeuw waar hij verliefd is op te vreten maar als hij uiteindelijk een irritante vliegvis lijkt te hebben verorberd, windt geen dier zich daar over op.
Grappige overpeinzingen en licht-filosofische oprispingen kenmerken de verhalen die poetisch getinte titels dragen als ‘Ook haaien hebben liefde nodig’, ‘Aan alle olifanten komt een einde’ en ‘Het helaas zijn van een tonijn’.
Allemaal dieren die ergens mee zitten, die er net niet bij willen, durven of kunnen horen. Een interessante insteek maar ik verwacht meer gekte. Van Straten ontregelt ten dele maar blijft teveel binnen de kaders. Net als Zwarth, blijft ook dit boek steken in een poging. Van Straten is in zijn volwassenromans heftiger en uitbundiger, daar zou hij wat meer van mogen overhevelen naar zijn jeugdboeken.
Alle vissen vonden olifant is een aardig voorleesboek dat mooi is opgemaakt en waarin alle ruimte is voor de prenten van Martijn van der Linden. Hij geeft de dieren niet echt karakter en veel eigenheid mee maar toont zich wel vaardig met kleur en vormgeving. Mooie paarse en gele spreads die de bundel veel sfeer meegeven. Sommige stilistische grapjes zijn sterk: een school tonijn waar het verhaal letterlijk omheen geschreven wordt, de enorme poten van de olifant waarmee de fragiliteit van het zeepaardje duidelijk wordt.
Aan het slot van het boek is de olifant verdwenen en kibbelen de overgebleven dieren over de vraag of hij er wel echt is geweest, sterker nog: bestaan olifanten wel. ‘Ik geloof niet in olifanten,’ zei Boudewijn. ‘Nooit gedaan ook.’ Daar zet Van Straten de lezer weer even op het verkeerde been maar de verwarring had groter gemogen.
Alle vissen vonden olifant
Henk van Straten
Martijn van der Linden