close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
8+

Met een open blik naar stenen kijken – Tineke Meirink gebruikte kiezels als illustraties voor een kinderboek

‘Wij zijn even naar de verte’ van Erik van Os en Tineke Meirink, Querido, 69 blz. € 17,99, vanaf 8 jaar

Soms lijkt een steen duidelijk op iets, vaak ontstaat het spelenderwijs. Tineke Meirink maakte illustraties met stenen voor een kinderboek waar dichter Eirk van Os verzen bij schreef. “Opeens heeft een beeld een diepere laag.”

De vader van Tineke Meirink (52) uit Garmerwolde was vaak aan het jutten. Hij maakte meubels van hout dat hij vond langs kust. Zelf zocht ze met samen met haar zusje ook al dingen langs de vloedlijn. Het zit blijkbaar in de genen, vertelt ze.

Meirink illustreert al ruim dertig jaar kinderboeken in opdracht. Pas de afgelopen jaren heeft ze de vrije kunst ontdekt en ineens lijkt ze ontdekt. Enkele van haar illustraties zijn genomineerd voor de ‘World illustration award’ en recent verscheen haar tweede kinderboek met poëtische beelden. “Ik ben altijd een beetje onder de radar gebleven. Nu ik heb ontdekt waar mijn hart echt ligt, heeft mijn illustratiewerk een andere impuls gekregen. Ik was een tekenfabriekje geworden en verloor iets van het plezier. Nu ik focus op de dingen waarmee ik me onderscheid van andere illustratoren, ben ik meer mezelf aan het worden.”

Kiezelkunst

Voor haar vorige boek Zie jij wat ik zie? gebruikte ze nog andere materialen, zoals pijpen en gereedschap van haar vader. Voor het nieuwe kinderboek Wij zijn even naar de verte maakte ze fotobeelden waarin stenen centraal staan, wat in een recensie treffend werd omschreven als kiezelkunst. Wat is gebleven, is de toevoeging van illustratie-elementen, waardoor er een gezicht, huisje of bootje ontstaat. Meer dan in haar vorige werk was ze uit op een soort poëtische zeggingskracht. “Mijn werk was altijd vooral grappig en dat is het nog steeds. Maar ik wilde een verhalender gevoel neerzetten.”

Het poëtische gehalte van de beelden wordt versterkt door de verzen van dichter Erik van Os. De samenwerking verliep heel organisch, vertelt Meirink. “Ik stuurde hem telkens een nieuwe illustratie en eigenlijk was het vers altijd anders dan ik dacht. Het is bijzonder hoeveel een tekst kan toevoegen. Je maakt een beeld en opeens heeft het een diepere laag.” Het titelgedicht is gemaakt bij een afbeelding van een eilandje in de zee, met  een huisje erop. ‘Wij zijn even naar de verte. / Reis ons maar achterna. / We geven er daar een naam aan, / bijvoorbeeld Amerika. / En dan vragen we aan de verte: / ‘Waar is hier de overkant?’ / Die gaan we daarna ontdekken / en noemen we Nederland.’

Oude meuk

Haar manier van werken is al doende ontstaan. Ze verzamelde altijd veel spullen en merkte dat mensen enthousiast reageerden op foto’s van haar atelier. Lachend: “Mensen houden van oude meuk. Het is nostalgisch en dat spreekt aan. Je moet wel zorgen dat het niet ouderwets en stoffig wordt, gelukkig heeft de vormgever er een heel fris boek van gemaakt.”. Meirink laat een kist zien waarin ze stenen verzamelt die ze heeft gesorteerd op kleur en vorm. Ze doet aan lange afstandswandelen en neemt altijd stenen mee terug in haar rugzak. Die hoeven niet per se bijzonder te zijn en ze hoeft er ook niet direct iets in te zien, vertelt ze. Dat gebeurt pas als ze er mee aan de slag gaat. “Ik probeer dan in een stemming te komen die ik als kind had toen ik me helemaal kon verliezen in spelen. Met een onbevooroordeelde blik kijk ik naar de stenen en probeer van alles uit door ze te draaien en ze van een andere kant te bekijken. Soms is het ook meteen duidelijk dat een steen op een slak lijkt.”

Eigenlijk is de titel van haar vorige boek een soort van lijfspreuk voor Meirink: zie jij wat ik zie. Met aandacht naar dingen kijken, dat is best een nuttige bezigheid in deze tijd, vindt de kunstenares. Dat brengt ze graag op kinderen over tijdens schoolbezoeken. door samen met hen te spelen met kijken. “Kinderen vinden het te gek om te verzinnen wat een steen kan voorstellen. Het is een laagdrempelige manier om in korte tijd de fantasie te prikkelen.”

Dit verhaal stond op 1 juli 2024 in het Dagblad van het Noorden.