Mijn broer is een baas van Jenny Jägerfeld, vertaling Mijke Hadewij van Leersum, Ploegsma, 10+

Hij kan het zijn ouders niet echt kwalijk nemen dat ze hem bij zijn geboorte een meisjesnaam hebben gegeven. Want de meeste mensen die in een meisjeslichaam worden geboren, zijn ook meisjes. Maar Mats dus niet. Al toen hij drie of vier jaar was, begon hij te voelen dat die naam niet bij hem paste. Het is voor hem altijd glashelder gweest dat hij een jongen is.
Op een derde van Mijn broer is een baas komt de elfjarige Mats voor de lezer uit de kast als transjongen. Hij is een fanatieke skater die met zijn moeder een zomer in Zuid-Zweden verblijft omdat ze daar het ‘vreemdste beroep van de wereld’ uitoefent. Ze spreekt stemmetjes in voor animatiefilms. Mats leert tijdens het skaten een wat stugge jongen kennen, die vol zit met neptattoos. Na een ongeluk met het skateboard is de vriendschap definitief beklonken. Volgens Kilian zijn ze vanaf nu bloedbroers, wat betekent dat ze voor elkaar opkomen en altijd de waarheid vertellen. Voor Mats is deze bevestiging van een jongensvriendschap meer dan een mededeling, hij kan wel janken van geluk.
In een nuchtere en soms bijna onderkoelde stijl beschrijft Jägerfeld de gevoelens van een jongen die simpelweg constateert dat hij gewoon is wie hij is. Thuis in Malmö was er best even gedoe op school toen hij de klasgenoten vroeg hem een jongen te noemen. Hij ging liever niet naar de wc op school en had het even lastig met een notoire pestkop, die hij trouwens vakkundig het zwijgen oplegde. Maar hier kent niemand het verhaal achter hem, en dat is prima: ‘Wat viel er nou helemaal te vertellen.’
Als Kilian per ongeluk het paspoort van Mats onder ogen krijgt, met een pasfoto waarop hij er als een meisje uitziet, komt de vriendschap op het spel te staan. Mats heeft immers gelogen en dat was niet de afspraak. Hij schaamt zich en mist zijn nieuwe vriend enorm. Het leidt tot een dapper en ontroerend slot, dat niet sentimenteel is, maar wel wordt ontsierd door een paar laatste zinnen die gruwelijk moralistisch zijn.
Mijn broer is een baas valt vooral op door de kalme en vanzelfsprekende manier waarop over transseksualiteit wordt geschreven. Zeker, er zijn wat obstakels, maar die zijn niet voor altijd. De vader van Mats heeft het moeilijk met de situatie, maar dat is vooral zijn eigen probleem. Hij slaagt er uiteindelijk in zijn angsten onder ogen te zien en te benoemen. Mats is vooral een skatend jongetje dat een meisje leuk gaat vinden. Zo bijzonder is het allemaal niet, stelt hij: ‘Er zijn echt duizenden van ons.’ Jägerfeld zet sterke karakters neer, waaronder de neurotische oppas die veel woorden vier keer moet herhalen.
Om deze bespreking ook maar met een moralistische zin te besluiten: het is niet te onderschatten hoe belangrijk het momenteel is dat dit soort kinderboeken verschijnen.