Querido
Martijn van der Linden
Om meteen maar even die vraag uit de titel van het boek te beantwoorden, wat je dus moet als je over een nijlpaard struikelt….
Allereerst:
sorry zeggen.
Daarna:
met jezelf overleggen
hoe je hem terug gaat laten struikelen.
Pfah.
Alsof dikhuiden de enigen zijn
die hun gewicht mogen gebruikelen.
De originaliteit, de gekte en de woordkunst, het zit allemaal direct in deze alinea.
Edward van de Vendel schreef gedichten waar je wat aan hebt. Je moet er maar op komen: nuttige poëzie met antwoorden op vragen. Vragen die, als je ze achter elkaar zet, poëzie op zich zijn. Wat moet je doen als als je niet weet wat je moet tekenen, als je helemaal alleen in een zwembad bent, als er iemand dood is gegaan die je niet zo goed kende, als je ouders je nooit eens laten winnen, als je van auto’s houdt (en je vader niet) en als je midden in de nacht moet plassen en het is koud en je voeten bevriezen.
Veel gedichten zijn ontregelend en net als het verzadigingspunt in de te verteren mafheid lijkt bereikt, staat er weer zo’n ontroerend vers, over een vergeten tante die is overleden of wat je moet doet als je moeder huilt (schragen dus) of als je opa steeds meer vergeet. Die laatste is een hoogtepunt: opa heeft een gummend hondje in zijn hoofd dat met zijn pootjes en zijn staart de gedachten in zijn hoofd uitveegt. Ook mooi: wat je moet doen als je je zorgen maakt over je beste vriend of vriendin dat eindigt met de herhaalde smeekbede: ‘O, als het maar niets ernstigers is.’
Misschien heeft onze vriendschap griep / Misschien is onze vriendschap verkouden (…)
Toen ik je de laatste keer zag / leek je lach / niet zo diep, / en we hebben elkaar daarna veel minder geappt / ons gesprek was verlept, / onze grapjes waren / aan water toe.
De illustraties zijn van Martijn van der Linden met wie Van de Vendel ook de bekroonde bundel Stem op de Okapi maakte, waarop het labeltje origineel ook nogal van toepassing was, en dat is een understatement. Het aandeel van beiden in Wat je moet doen als… is gelijkwaardig, de illustraties zijn complementair. Van der Linden voegt op zijn eigen manier iets aan toe aan de gedichten maar baseert zich duidelijk op de tekst, wardoor die nog meer lading en duiding krijgt. Hij put net als bij de Okapi uit een veelheid aan technieken waarmee hij even zoveel sfeerbeelden oproept. Potlood, collage, verf en in zwart wit en kleur; van felrealistisch en dromerig tot kunstzinnig en vervreemdend. Een tekenaar die zich in dienst stelt van de tekst maar toch zijn eigen stempel weet te drukken.
Zo houden ze elkaar mooi in evenwicht, de illustrator en die dichter, die er op los rijmt en fantaseert dat het een lieve lust is. Hij is er een tijdje mee bezig geweest want in 2016 las Van de Vendel al een paar verzen voor op de Nacht van de Poëzie. Hardop voorgelezen komen ze trouwens nog meer tot hun recht.
De vrijheid die hij zichzelf permitteert maakt dat het taalkundig genieten geblazen is. Het dichtplezier spat er vanaf. Sommige vondsten zijn briljant, zoals ‘Jeg vil snakke med en slangeaugurk’, over het leren van de Noorse taal, zodat je met een komkommer kunt praten.
En hoe slim is het om critici alle munitie uit handen te slaan met een werkelijk fenomenaal slotgedicht: Wat je moet doen als je over dit boek een boekbespreking moet houden. De scholier vindt het een mislukt boek en raadt het niemand aan te lezen. Het nijlpaard een beetje demoniseren omdat ie dik is , hoe durven ze. Het had natuurlijk over een struisvogel moeten gaan, die schreeuwen altijd heel irritant en gaan voor niemand opzij.
En we leren en passant dat ‘uitgeverij Querido’ rijmt op: ‘die maken best aardige boekjes en zo.’ Nou, dat klopt wel. Meer dan dat. ‘Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt’ is poëzie om van te smullen. Grappig en toegankelijk maar ook absurd en vervreemdend, met een prettige rode draad. Want het hoeft natuurlijk niet, dat je er iets aan hebt, aan kunst. Maar het mag wel.